Gips, oftewel calciumsulfaatdihydraat (CaSO₄·2H₂O), wordt om verschillende redenen veel gebruikt in de champignonteelt:
-
Verbetering van de structuur van het substraat: Gips helpt de fysieke structuur van het groeimedium te verbeteren. Het voorkomt verdichting van het substraat, waardoor een betere beluchting en watercirculatie mogelijk is. Dit is cruciaal voor de ontwikkeling van paddenstoelenmycelia.
-
Regulering van de pH: Gips helpt de pH van het substraat te stabiliseren: het kan worden gebruikt om een substraat dat te zuur is basisch te maken en om een substraat dat te basisch is aan te zuren. Een stabiele pH is belangrijk voor een optimale paddenstoelgroei. Hoewel gips geen sterke buffer is, kan het helpen de pH binnen een acceptabel bereik te houden voor schimmelgroei.
-
Bron van calcium en zwavel: Gips levert essentiële voedingsstoffen, zoals calcium en zwavel. Calcium is belangrijk voor de celontwikkeling en celwandstructuur, terwijl zwavel essentieel is voor de aminozuur- en eiwitsynthese.
-
Reductie van ongewenste groei: Gips kan de groei van bepaalde ongewenste organismen in het substraat helpen remmen. Door de structuur en conditie van het substraat te verbeteren, kan het milieu minder gunstig worden gemaakt voor verontreinigingen.
Praktisch gebruik van gips in de champignonteelt
-
Substraatvoorbereiding: Gips wordt vaak vóór sterilisatie of pasteurisatie aan het groeimedium toegevoegd. Het wordt gelijkmatig gemengd met andere substraatcomponenten, zoals stro, compost, zaagsel enz.
-
Dosering: De te gebruiken hoeveelheid gips kan variëren, afhankelijk van het type substraat en de gekweekte paddenstoelen. Een algemene aanbeveling is om ongeveer 2-5% gips toe te voegen op basis van het droge gewicht van het substraat.
Gips is toegestaan in de biologische landbouw.
Voedselkwaliteit (code E516)
